Zoon

Papa duwt mij keihard voor zich uit.
Ik zit voorovergebogen op mijn knieën.
Het karretje dat hij heeft gemaakt van een paar planken en het onderstel van een kinderwagen dendert onder mij over de stoeptegels.
Het touw om de voorwielen mee te sturen houd ik stevig vast.
Een oude vrouw met een stok springt aan de kant en roept ons verwensingen na.
In de bochten moet ik scheef hangen.
Steeds sneller gaat het, papa kan het hardste duwen van allemaal.
We halen iedereen in, zelfs de grote jongens op hun brommers.
Op het strand schateren kinderen met emmertjes en schepjes van plezier als wij voorbij stuiven.
We gaan rechtdoor, de zee in, onder zwemmende benen door.
Een school vissen staart ons verbaasd na, zeesterren dwarrelen opzij.
Wij razen verder, alsmaar vooruit.

Pa neemt mij vanavond mee op stap. Met de auto naar de grote stad.
In een café krijg ik mijn eerste glas bier.
Het smaakt bitter, niet echt lekker. Pa zegt dat ik het lekker ga vinden, als ik er nog een neem.
Hij staat op en loopt naar achter, komt terug met een vrouw. Hij geeft haar wat papiergeld en knikt naar mij.
De vrouw komt naast mij zitten en maakt een praatje.
Haar bloesje en haar rok zijn erg klein, ik kan alles zien. Ik bloos ervan.
Ze lacht naar me en knijpt zachtjes in mijn arm. Ze aait over mijn wang, pakt mijn hand en neemt me mee naar een kamertje.

Een hand schudt zachtjes mijn schouder.
‘Meneer Badhemd, het bezoekuur is voorbij.’
Mijn vader ligt in het witte bed, verloren.
Zijn ogen zijn gesloten en zijn magere borstkas gaat langzaam op en neer.
Zachtjes zoemt en piept de apparatuur die over hem waakt.
Ik sta op en druk voorzichtig een kus op zijn voorhoofd.
‘Morgen kom ik weer, ouwe.’

Recente Artikelen

Archief