Zingen

'Dag meneer Badhemd, bent u er weer? Hallo!'
Zachte tikjes op mijn wang.
Als ik mijn ogen open lacht een verpleegster mij toe.
'Dag meneer Badhemd, hoe gaat het met u?'
Ik knik maar.
'U ligt op de afdeling Spoedeisende Hulp, ik ben zuster Beate. U bent hier vanmiddag binnengebracht, ze hebben u bewusteloos bij een tramhalte gevonden. Kunt u zich nog iets herinneren?'
Ik wil iets zeggen maar weet niet wat. Het beeld van de zuster vervaagt.

Dan zie ik de therapeute weer voor me. Rond gezicht, smalle lippen, sprekende ogen en oorbellen met rode kralen. Zij stelt mij het behandelplan voor. Ik moet met lastige dingen leren omgaan door erover te zingen. Iedere dag een paar keer, hardop. 'Dan heeft het meer impact, het beklijft beter bij u.'
Samen zingen wij 'Ik ben niet bang voor de boze wolf' uit het lied van Roodkapje. Daarna moet ik het alleen zingen, wel vijf keer.
In latere sessies zing ik het weer, maar dan telkens met een andere tekst in plaats van 'de boze wolf.' Zo bezing ik de kleine lift, donkere nachten, een onzekere toekomst en mijn leidinggevende.

Het volgende beeld dat terugkomt is dat ik na de laatste sessie naar huis ga. In de tram staart een grote, enge kerel me vuil aan. Ik voel me bedreigd.
Als ik uitgestapt ben, staat hij plotseling voor me en schreeuwt; ‘Heb ik soms wat van je aan?’
Ik kijk weg en begin spontaan te zingen, hardop.
Dan haalt hij uit.

 

Recente Artikelen

Archief