Nabijheid

Het is alsof ik uit een diepe slaap kom. Mijn lichaam voel ik nauwelijks. Met moeite krijg ik mijn oogleden open. In het schemerduister zie ik voor me een egale muur met een crucifix en rechts gordijnen met daarachter ramen.
Schuin achter mij hoor ik gezoem en regelmatig gepiep, in de verte haastige voetstappen. De ruimte is doordrongen van een penetrante geur. Ontsmettingsmiddel, lijkt me.
Lig ik in een ziekenhuis?
Ik wil mijn omgeving verkennen en probeer mijn hoofd te draaien. Au! In mijn schedel oefenen paukenisten op hun hardste slagen.
Dan maar niet rondkijken. Wat kan ik wel?
Mijn vingertoppen voelen glad gestreken linnen. Mijn linker pols is verbonden, mijn rechterarm kan ik vrijwel niet bewegen, hij zit grotendeels in het gips.
Ja, ik moet wel in het ziekenhuis liggen.
Een tinteling kruipt van mijn voeten langs mijn benen omhoog. Mijn knieën kan ik optrekken en rondjes draaien met mijn voeten gaat ook, zonder dat het pijn doet. Dat functioneert dus nog.
Wat is er gebeurd? Hoe ik ook peins, ik kan me niets herinneren.
Ik ben doodmoe, ik ga verder slapen.

Een streling over mijn wang, zachte lippen op mijn voorhoofd. Een vleugje Chanel verdringt de ziekenhuislucht als ze in mijn oor fluistert.
‘Ton, lieverd, word eens wakker.’
Gelukkig, Esina is bij me. Ik dommel nog even verder.
Weer haar zaligzoete geur, weer die fluistering. Haar hand door mijn haar. Dit moment zou eeuwig mogen duren.
Langzaam open ik mijn ogen, ik kijk in de hare.
‘Ton, wat fijn dat je er weer bent. Ik was zo geschrokken.’
Ze buigt voorover en kust me, haar vertrouwde luchtje dringt in mijn neus.
Haar hand pakt mijn arm.
‘Wat is er gebeurd? De politie kwam …’
‘Sshht, schatje, nu niet. Ik ben zo moe. Blijf je bij me?’
Voorzichtig legt ze haar hoofd op mijn kussen, haar warme adem fluistert in mijn oor: ‘Natuurlijk blijf ik bij je.’
Met Esina naast me geef ik me over aan een diepe slaap.

Recente Artikelen

Archief