Vondst

Op het strand zie ik vaak van alles liggen, vrijwel altijd waardeloos afval.
Wat ik vandaag tegenkom, beneemt mij mijn adem. Mijn hart slaat een paar slagen over, ik weet niet hoe ik het heb. Ik onderdruk de neiging om terug te gaan en kijk nog eens goed naar het strand voor mij.

Een hand steekt omhoog uit het zand. Een goed verzorgde vrouwenhand, met nagels gelakt in vijf tinten rood. Om de duim een glanzende, gouden ring met een knoepert van een diamant die fonkelt in de zon.
Droom ik? Ik sluit ik mijn ogen en open ze na tien tellen. De vrouwenhand is daar nog steeds.
Ik kniel en voel voorzichtig aan de vingers.
Hmm … niet van plastic of rubber, dit moet wel een echte hand zijn. Alleen is hij niet warm zoals bij een levende vrouw.
Het zand eromheen graaf ik weg. De hand zit vast aan een arm, recht naar beneden de bodem in. Alleen een onderarm, verder is er geen elleboog, bovenarm of schouder te bekennen, laat staan een lichaam.
Peinzend blijf ik een poosje geknield zitten. De schittering van het sieraad doet me besluiten het mee te nemen, daar kan ik vast nog een aardig bedrag voor krijgen.
Wat ik ook doe, ik krijg het kleinood niet van de duim geschoven.
Uiteindelijk klap ik mijn zakmes open, snijd de duim los en pak de ring. De bloedende duim leg ik naast de hand en bedek beide met zand. In de ring zie ik met het blote oog geen inscriptie staan. Met de gedachte deze thuis te zoeken met een vergrootglas ga ik op huis aan.
Na een paar passen draai ik me om.
Het zandhoopje dat ik achterliet kleurt langzaam rood en komt in beweging. De hand verschijnt weer. De wijsvinger, de ringvinger en de pink krommen zich. Uiteindelijk staat alleen de middelvinger nog fier overeind.

Recente Artikelen

Archief