Geluk

Gewichtloos zweef ik in het donker, leeg en oneindig moe.
Hoor ik gefluister?
Een hand strijkt over mijn haar en streelt mijn wang.
Een zuchtje warme adem bij mijn oor. ‘Ton, lieverd, ik ben bij je. Hoor je mij? Ik ben het, Esina.’
Ton; ben ik dat? Esina?
Ik zak weg in het duistere niets.

Mijn oogleden worden één voor één opengedaan. Fel licht schijnt in mijn ogen, ik knijp ze dicht.
‘Meneer Badhemd, hoort u mij?’
Ik merk dat ik wakker word, gluur voorzichtig tussen mijn wimpers.
Een man in een witte jas doet zijn penlight uit en kijkt me bezorgd aan.
‘Meneer Badhemd? Ik ben dokter Brugmans. Hoe voelt u zich?’
Ik open mijn ogen helemaal en kijk om me heen. Ik lig half overeind in een bed in een kale kamer, de jaloezieën zijn dicht. Op een vaag gezoem en gebliep na is het stil.
Naast de dokter staat een jonge vrouw met een weelderige blonde haardos. Haar grote groene kijkers boren zich in de mijne.
‘Gaat wel, denk ik,’ beantwoord ik de vraag nadat ik tevergeefs probeerde te bedenken waar ik ben en wie die vrouw is. ‘Waar ben ik? Wat is er gebeurd?’
Mijn hoofd draait haar kant uit. ‘En wie bent u?’
‘Ik ben Esina, herken je me niet? Ton, lieverd, je ligt in het ziekenhuis. We hadden een verkeersongeluk. Weet je nog? We zouden naar mijn moeder gaan. Het regende dat het …’
Ze stopt als ik zucht en mijn ogen sluit.
Haar moeder! Ineens wordt alles duidelijk. Esina, mijn mooie, allerliefste Esina, mijn muze! Hoe kan zo’n lief schepsel uit dat verschrikkelijke mens zijn voortgekomen. Ze liet altijd duidelijk blijken dat haar dochter beter af zou zijn geweest met die tandarts en bleef maar doorzagen over mijn boek dat maar niet uitkwam.
We zouden naar haar toe en ik probeerde er onderuit te komen. Onderweg kregen we woorden en met dat noodweer waren de ramen beslagen. Ik verloor de controle over het stuur, we knalden tegen een boom.
‘Esina, schatje, ben jij ongedeerd?’
De dokter doet een stap naar voren en kucht. ‘Meneer Badhemd, uw geheugen lijkt in orde. U heeft een hersenschudding, daar moet u rust voor houden. Ik wil nog een paar onderzoekjes doen om zeker te zijn dat u verder niets mankeert. Als dat zo is, mag u vandaag nog naar huis. Ik maak mijn ronde af en ben over een half uurtje weer bij u. Tot straks.’
Hij verlaat de kamer en Esina omhelst me. Haar vertrouwde luchtje doet me goed.
‘Ben jij ongedeerd?’
Naast mijn oor slikt ze voor ze antwoordt.
‘Gelukkig heb ik niets, de airbag heeft me beschermd. O, wat ben ik blij dat jij weer bij je positieven bent, je was bewusteloos en vroeg net nog wie ik was.’
Ze haalt haar neus op, haar omhelzing wordt steviger. Een traan drupt op mijn schouder.
Tussen haar blonde krullen door zie ik hoe de zon zich door de jaloezieën heen naar binnen werkt. De kamer is opeens een stuk lichter.

===

Bovenstaand verhaal kan worden gelezen als vervolg op  http://www.tonbadhemdschrijft.nl/index.php/sol/181-foute-boel

Recente Artikelen

Archief